top of page

Onderzoek en een persoonlijke band laten zien: Richard Kofi (Tropenmuseum) over audiovisuele middele

Richard Kofi maakte onlangs voor het Tropenmuseum de tentoonstelling ‘Heden van het slavernijverleden’. Het museum wilde het gesprek starten over de hedendaagse erfenissen van het slavernijverleden, zoals racisme en discriminatie. Studio Maslow sprak hem over de rol die audiovisuele media kunnen spelen in een tentoonstelling. "Ik wil digitale middelen gebruiken om ons onderzoek toegankelijk te maken".

Richard Kofi is tentoonstellingsmaker bij het Nationaal Museum van Wereldculturen, de verzamelnaam waaronder het Afrikamuseum, Tropenmuseum en Museum Volkenkunde tegenwoordig vallen en een samenwerkingspartner van het Wereldmuseum. Samen is het een van de grootste museale organisaties in Nederland. Kofi is een van de vijf tentoonstellingsmakers. Het vak tentoonstellingsmaker is redelijk uniek. “Er zijn maar weinig musea die tentoonstellingsmakers in dienst hebben. Die rol valt een beetje tussen educator en conservator in.”

“In de praktijk werken we samen met conservatoren. Zij doen collectieonderzoek en zorgen voor continuïteit. Ik ga op zoek naar concepten waarin zij veel informatie kwijt kunnen. Wij tentoonstellingsmakers doen de verhaallijn, de vertaling naar het publiek, in film, ontwerp en verhaal. De tekst schrijven we als het ware samen. Daarbij vind ik het altijd heel leuk als veel van het onderzoek toegankelijk is voor het publiek. Dat het op zo’n manier verteld wordt dat het leesbaar is, en dat als je geïnteresseerd bent je als bezoeker je eigen research kan doen.”

Kofi heeft een duidelijke visie op de rol van AV in een museum. “Je ziet tegenwoordig veel musea die een ervaring willen zijn voor de bezoeker. Zoals een Tweede Wereldoorlog-experience, ik verzin maar even iets. Ik leg zelf liever de nadruk op research toegankelijk maken door het gebruik van digitale middelen. Ik merk aan de tentoonstellingen die ik maak dat bezoekers vaak nog meer informatie willen. Ze willen de vrijheid hebben om een mening te vormen, om een band aan te gaan met de collectie. Zo kunnen digitale middelen heel interessant zijn door bijvoorbeeld één object van verschillende kanten te kunnen belichten, waardoor een meerstemmigheid ontstaat.”

Wat is het belang van meerstemmigheid?

“Wij zoeken specifiek naar objecten die veel meer verhalen in zich hebben dan alleen: dit is wat het is en daarmee klaar. Voor de een betekent een object iets anders dan voor een ander. Soms zitten er in een object hele actuele issues verborgen.

Bij de tentoonstelling ‘Heden van het Slavernijverleden’ gaan we bijvoorbeeld in op een brandmerk. We hebben dat altijd bekeken van de kant van de tot slaaf gemaakte die dat ingebrand kreeg, hoe dat voelde, maar we hebben nooit echt gekeken naar de scheve maatschappelijke verhoudingen die ten grondslag liggen aan de actie om iemand te brandmerken, laat staan het gevolg wat het heeft, want het systeem nam mensen hun naam af. Daarom kunnen nazaten van tot slaaf gemaakten heel moeilijk onderzoek doen naar hun geschiedenis vóór de slavernij. Voor hun is slavernij echt een ijkpunt. Nu zijn er gelukkig andere methodes zoals DNA-onderzoek die iets kunnen vertellen over je herkomst maar zo kan één object heel veel vertellen. Wat het voor een nazaat van tot slaaf gemaakten betekent is wat anders dan wat het voor iemand met een andere achtergrond betekent. Dat kan je goed laten zien door digitale media te gebruiken.”

Hoe kan tentoonstellingsontwerp helpen om die meerstemmigheid te laten ontstaan?

“In Washington in het National Museum of African History and Culture heb je wanden waar je door de collectie heen kan en daar hebben ze dat heel goed gedaan. Daar kan je door het paspoort heen van de activistische schrijver James Baldwin en dat geeft weer een hele andere dynamiek aan zijn verhaal. Je kan je publiek weer hele andere vragen stellen. Door die digitale media kan je dat document tastbaar maken en het zijn eigen verhaal laten vertellen. Ik denk dat daar nog heel veel potentie ligt binnen onze collectie om mee verder te gaan.

De belangrijkste doelstellingen van mij bij het maken van een tentoonstelling is dat de mensen om wie het gaat ook betrokken worden bij de inhoud. Dat ze iets kunnen achterlaten waardoor het ook van hen wordt. We hebben een klankbordgroep die meeschrijft en meedenkt. Bij Heden van het Slavernijverleden hebben we het hele proces opengegooid en gezegd: ‘dit zijn onze ideeën, sluit dat aan bij waar jullie mee bezig zijn? Zijn er verhaallijnen die we mee moeten nemen? Dit is onze collectie, onze archieven zeggen dit en dat over een object, maar welke invalshoek kan je er nog overheen leggen?’ Als voorbeeld hoe dat ging bij het brandmerk, wij hadden een beschrijving daarvan in onze archieven, heel zakelijk. We dachten, dat presenteren we gewoon, toen zei een van de mensen in het klankbord: wat deed dit brandmerk eigenlijk met degene die het brandmerk zette? ‘Hoe bedoel je?’ Het is een monsterlijke daad om iemand z’n menselijkheid af te nemen. Dat creëert meteen scheve verhoudingen waar we nu nog last van hebben.

Een ander voorbeeld van de noodzaak van een ander perspectief is Fort Boekoe, nederzetting van verzetsleider Boni. We schreven: ‘het duurde jaren voordat het veroverd werd’. Als je met de kennis van nu terugkijkt naar de situatie, kolonialisme en slavernij zijn systemen die we nu verwerpelijk vinden. Als je iemand in Nederland nu vraagt, als je maar goed genoeg doorvraagt, dan zijn we het er allemaal over eens zijn dat dat niet kan. Dan kan je niet zeggen ‘het was moeilijk te veroveren’, dan moet je zeggen ‘het was zeven jaar lang succesvol verdedigd’. Het perspectief van het kolonialisme als machthebber moet je counteren.”

Wat zijn voorbeelden van audiovisuele middelen die minder goed werken?

“Het geluid is altijd schipperen. Hoe hard moet het? Wat ik verder altijd moeilijk vind is als er AV is zonder een echt inhoudelijk verhaal, als het alleen ter decoratie is. Er zijn musea die het gebruiken om een soort straatbeeld te presenteren die het ruimtelijk ontwerp een beetje aankleden. Dat vind ik lastig. Dan heb je geen hiërarchie meer tussen wat een belangrijk beeldscherm is en wat niet. Het ziet er heel mooi uit, dus dat is het niet. Ik denk gewoon dat het afdoet aan het ontwerp wanneer je er iets tussen doet zonder een inhoudelijke functie. Ik vind het een beetje afleiden. Het lijkt me goed om het dan gewoon bij de inhoud te houden en geen ruis te creëren, maar focust op wat die AV te vertellen hebben. Anders zit er veel te veel aandacht in die installatie.”

Zit er voor jou een hiërarchie in het gebruik van fictie of documentaire?

“Ik vind dat een interessante vraag. Wij doen nauwelijks iets fictie. Wij doen vooral zelf interviews en zetten daar dan archiefmateriaal onder. Maar ik zou wel eens iets met fictie willen proberen.”

Hoe ben je tot de keuze gekomen om het Heden van het Slavernijverleden te openen met een registratie van een ‘spoken word’-artiest?

“We wilden een intro die meteen pakte en een statement maakte, die stelt: ‘het is echt belangrijk dat deze tentoonstelling nu specifiek híer staat’. Dat betekent iets. Daarom hebben we toen de marmeren hal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen Instituut als setting genomen, een instituut dat net als wij het hele belaste verleden van het kolonialisme meedraagt. We wilden dat daar ‘spoken words’-artiesten Dorothy Blokland en Onius Landveld over hun persoonlijke band met dat verleden vertellen. Dat heeft heel goed gewerkt, het is een kunstvorm die meteen een persoonlijke laag toevoegt. We hadden ook kunnen kiezen voor een abstract kunstwerk dat moeilijk te begrijpen is, maar dit legt meteen de vinger op de zere plek, in woorden die we allemaal begrijpen.”

Hoe zorg je voor balans in het gebruik van het aantal schermen in een tentoonstelling?

“Ikzelf ben niet zo’n fan van heel veel beeldschermen. Bij die er zijn wil ik ook de focus hebben. Maar we worden daar vrij in gelaten. We hebben als missie om onze collectie zo interactief mogelijk te maken, dus we mogen experimenteren met manieren om de bezoeker betrokken te krijgen. We letten bij video’s wel heel erg op de lengte. Daar hebben we heel veel gesprekken over. Hoe lang kan je de aandacht van de bezoeker vasthouden op een bepaalde plek, bijvoorbeeld bij een interview?

We hebben bij Heden van het Slavernijverleden voor een heel snel concept gekozen, ook om het groot te kunnen vertellen. Je staat praktisch oog in oog met een specialist. Dat was puur om ze naar de mensen toe te brengen. We hebben ervoor gekozen om eerst een interview te doen waarbij ze naast de camera kijken en als laatste naar de camera toedraaien en een vraag terug te stellen aan de bezoeker. Bij elkaar duurde dat dan drie minuten.”

Als het thema politieker is, moet de tentoonstelling dan ook ingetogener?

“Daar gaat mijn voorkeur wel naar uit als je wil dat de discussie gaat over bijv. racisme en discriminatie en niet over het filmpje dat erg lang duurde of het effectbejag bij de introductie. Dat soort discussies krijg je makkelijk bij politieke thema’s, maar ze zijn van meerwaarde bij iconische tentoonstellingen als ‘De Geisha’ of ‘Cool Japan’.”

Je geeft aan dat je iets terug wil krijgen van de bezoeker. Hoe neem je dat mee in je ontwerp?

“We stellen vragen aan de bezoeker. Deze vragen zijn zichtbaar in print en de geïnterviewden op de schermen stellen ook vragen aan de bezoeker. Via social media kan je vervolgens als bezoeker vragen stellen en die gaan we dan later bijvoorbeeld via Facebook Live beantwoorden. We hebben ons voorgenomen om daar zo actief mogelijk in te zijn. We proberen met de AV die we hebben een bepaald gesprek op gang te krijgen. We zijn betrokken bij dat gesprek en willen dat ook blijven.”

Stel je voor dat je een ongelimiteerd budget zou hebben, welke digitale middelen zou je dan uit willen werken?

“Mij lijkt het leuk zoals je dat in Washington hebt dat je een laboratorium hebt waarin je zelf research zou kunnen doen en dat je per object manieren vindt om mensen op een nieuwe manier te prikkelen. Dus soms kan dat de toevoeging van interviews zijn, of dat er points of interest oplichten die je kan aanwijzen. Dat er bijvoorbeeld een kaart omhoog komt. En dat je dit op een groot scherm met fysieke handelingen teweeg kan brengen.

Verder zou ik het leuk vinden om met VR een verhaal te presenteren, maar dat wordt steeds lastiger. Daarvoor is veel begeleiding nodig. Daarbovenop staat het voor mijn gevoel soms het gesprek in de weg, dat je met elkaar kan hebben. Als je een collectie wand hebt waar je van alles ziet kan je tegelijkertijd ook bij je buurman kijken. Je kan je dan bijvoorbeeld afvragen: ‘hoe kom je nou weer bij dat interview’? Wij hebben de ruimte die we moeten benutten. Als mensen heel erg focussen op een schermpje of een bril dan neem je iets weg van die ruimte. Augmented reality klinkt ook erg interessant, waarbij je extra informatie, beeld of poëzie bij een object kan tonen. Maar van deze technologie ken ik de limieten nog niet.”

Hoe ziet volgens jou de toekomst van het museum eruit?

“In de toekomst zal het publiek steeds meer een stem willen hebben of willen kunnen reageren. Ik denk dat we daarbij rekening moeten houden met verschillende generaties, maar er ook vernieuwend in moeten zijn. We moeten hetzelfde trucje niet te vaak herhalen.

We merken dat we heel veel reacties krijgen op de thema’s die we aan willen snijden, maatschappelijke thema’s als slavernij, African fashion, Aleppo. Heel veel mensen willen laten weten hoe ze zich verhouden tot de thema’s die we presenteren. Het museum is zijn centrale rol als autoriteit aan het verliezen. Dat zag je bij het protest tegen ‘De Goede Hoop’-tentoonstelling van het Rijksmuseum en ook bij de interventie die actiegroep Decolonize the Museum bij ons deed. Bezoekers, mensen van buiten de organisatie, besluiten om van zich te laten horen. Ze willen gezien worden in de tentoonstelling en ik denk dat dat veel meer gaat gebeuren, op allerlei niveaus. Mensen laten van zich horen op social media, maar ook per mail of brief. Dat is leuk, daar kan je veel mee als je heel transparant bent en je neutraliteit laat gaan. Je moet je als museum realiseren dat je nooit neutraal bent en misschien moet je dat ook helemaal niet willen zijn. Je mag stelling nemen, maar dan moet je wel wat doen met de reacties die je krijgt.”

Wat gaat je de komende tijd bezighouden?

“We gaan aan de slag met nieuwe vaste opstellingen van het Tropenmuseum en het Afrikamuseum. Hier op de eerste verdieping komt een tentoonstelling over het koloniale verleden. Daarin willen we complexe objecten laten zien die tonen dat we er ons allemaal tot verhouden. In het thema voor het Afrikamuseum willen we ons richten op het eigentijdse Afrika. Dat wordt een hele spannende. De basisvraag voor ons is: wat betekent het om in 2018 een Afrika Museum te zijn? Bij slavernij is het duidelijker dat het een actueel thema is waarbij je het proces moet opengooien. Bij Afrika voel je meer afstand, mensen zijn wat meer kat-uit-de-boom-kijkerig.

Het lijkt me daarom juist interessant om ook dat proces open te gooien, mensen input te geven en een ontwerp te maken waarbij je interventies kan doen. Zo kan je er meer actualiteit in brengen. Dus als er een heel interessant onderzoek is gedaan, dat je dat dan ergens een plek kan geven. En dat is iets wat met digitale middelen kan, dat je dat dan zelf kan updaten. Het is leuk om het Afrika Museum heel dynamisch te maken want men verwacht altijd een stoffig verhaal, maar dat hoeft helemaal niet. Afrika maakt een te gekke ontwikkeling door en ik denk dat de middelen en het ontwerp daarop aan moeten sluiten.”

Richard Kofi is naast tentoonstellingsmaker ook kunstenaar. Zijn werk is o.a. vanaf 24 maart te zien in kunstgalerie SANAA in Utrecht in de tentoonstelling Folktales and Taboos. De show komt voort uit uit een samenwerking van jonge Zimbabwaanse en Nederlandse kunstenaars.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page